Alhoewel het een beetje koud en donker was voor Willem, bleef hij daar schuilen en ging nooit terug. Hij kon niet! Hoe kon hij terug gaan, na wat er was gebeurd. Terwijl hij bij zijn eigen zat te dromen, begon hij ineens voetstappen te horen. En daarna hoorde hij takjes breken en struiken bewegen alsof er misschien iets daar was. Willem bewoog niet en keek. Hij bleef zijn blik richting de deur houden.
Het was muisstil. "Wie in hemelsnaam kan dat zijn? Weet iemand al wat er uitgespeeld was?" dacht hij bij z'n eigen. Hij blijf richting de deur kijken. Dit deed hij voor een uur todat hij merkte dat wie dan ook het was, al lang weg is.
De volgende morgen deed hij voorzichtig de deur van't schuur open, maar toch maakten die ouwe schaniertjes lawaai. Voorzichtig nam hij zijn omgeving waar. Gelukkig was er niks en niemand. Hij liep naar die stapel hout en zocht naar voet sporen. Er was niks. Dat vond hij al te vreemd. Maar hij kon verder ook niks doen.
Een poosje later stond Willem gewoon rustig buiten totdat hij stemmen begon te horen. Hij keek snel rond en zag 2 mannen aanlopen. Die mannen zagen er groot en sterk uit en droegen beide zwarte jassen. Een van hun droeg ook nog een rode muts. Willem rende snel terug naar die schuur, maar helaas was het al te laat. Een van die mannen had hem op't laatste moment al gezien. Willem merkte dat snel op en rende niet meer naar't schuur maar dieper in't bos.
De mannen gingen snel achter hem aan rennen. Willem was snel, maar die mannen gaven ook niet op.
"Hey jongen, stop effe anders wordt het erger voor je!" riep een van ze.
Willem stopte niet; dat was echt helemaal niet zijn plan. Hijgend en zuchtend rende hij zo hard als hij kon, tot zijn benen het niet meer deden. Hij moest even stoppen om adem te halen. Maar plotseling kwam een van de mannen vanuit een struik tevoorschijn. Het was de man met de rode muts.
"Wat wil je met mij!!" riep Willem.
"Niet lullen, we willen niks. Jij hebt onze drugsstapel gevonden, dus jij moet dood! Ik ben echt niet van plan om alles weg te gooien en gearresteerd te worden," riep de man met de rode muts.
Willem wist dat hij hier echt weg moest. Het zou dan zeker slecht uitlopen.
Zonder te twijfelen sprintte hij zo snel mogelijk weg. Hij dacht en wist dat hij weg zou komen, todat die tweede man die er in het eerste instantie er niet was, hem plotseling van achteren aan greep.
"Het is nu klaar jij!! Martijn, maak hem snel af!!! We kunnen geen tijd verliezen. Anders wordt ons baas boos." zei die man boos.
"Ach man, die man moet gewoon niet zeuren. Ik begin al zat van hem te worden." Antwoorde die met die rooie muts.
Willem begon toen hard te schreeuwen "Laat me los vieze klootzak!! ik heb niks gedaan."
Maar toen werd Willem helemaal stil toen hij die man met rode muts naar hem toe zag lopen. Hij hield een grote enge mes in zijn handen. "Nee, nee ik wil niet!!! Nee niet doen!!! Ik heb niks gedaan!! Ik zwijg!!!!!"
Er was niks dat gedaan kon worden om van deze situatie af te komen. Hij was in't bos en er was niemand die hem kon helpen. Toen dacht hij aan zijn moeder. De man met die rode muts stook Willem in zijn maag en dan in zijn borst. Willem shreeuwde van de schok dat een mes in zijn lichaam ging. Hij voelde helemaal niks alleen een warme natte gevoel op zijn buik. Willem schreeuwde nee. Ineens klikte iets in Willem en sloeg hij met zijn elleboog keihard op de buik van die man die hem vast hielde. De man schreeuwde van de pijn en ging neer. Willem nam de kans en rende snel weg. De man met de rooie muts probeerde hem op zijn trui te grijpen maar die schuurde af. Willem voelde niks, geen pijn en geen angst. Enigste gevoel dat hij voelde was, dat hij zo ver mogelijk weg moest gaan. Maar hij werd zwakker en zwakker door al die bloedverlies. Onbewust liet hij bloedsporen achter die van de bladeren van de struiken af druipten.
Willem bleef rennen en op een gegeven moment zag hij licht: het was een autosnelweg. Hij moest over die snelweg heen en om hulp vragen! Het maakte niet uit of de politie hem zou arresteren; hij kon toch later alles uitleggen. Uiteindelijk kwam hij uit het bos en stapte hij op de snelweg. Oh nee! Willem had niet goed opgelet, want in zijn adrenalinerusch kwam er een zwarte auto tegen hem aan en sloeg Willem hard. Zijn lichaam slingerde over de ruwe asfalt. Maar hij was niet dood. Hij was zo in shock dat hij niet had gemerkt dat zijn armen, benen en een deel van zijn lichaam allemaal in een gruwelijke staat verkeerden. Er was zoveel bloed. Willem's ogen keken wijd naar de staat van zijn eigen lichaam. Hij kon niks denken of zelfs doen en staarde gewoon in de verte. Hij bewoog niet, hij sprak niet. Plotseling rende een vrouw naar hem toe. Het was de bestuurder van die wagen.
Zij schreeuwde en huilde, en hielde haar handen op haar gezicht. Nou begon Willem te merken wat er werkelijk aan't gebeurden was. Pas nu begon het pijn te regristreren. Willem begon dan te schreeuwen en te huilen van alle pijn. De vrouw hield zijn handen vast en probeerde hem te troosten en hem af te leiden, maar Willem stopte niet met huilen.
De twee mannen die hem achter aan gingen volgen stonden in het achtergrond bij de bomen. "Ja, wij hoeven niks meer te doen. Kom gauw weg, de politie zal toch nooit op de hoogte komen wat er gebeurd was." zei de man met de rooie muts.
Die andere man knikte en liepen ze beide gewoon rustig terug de bos in alsof er nooit een vuiltje aan de lucht hing.
Willem begon heel zwak te worden. Alles begon te vervagen. De politie en ziekenwagen kwam niet lang daarna. Helaas stierf willem in zoveel pijn voordat ze iets konden doen.